Navigatie:
Gelezen. Vorige week sprak ik in Katwijk aan Zee, en het is misschien wel de meest bijzondere spreekbeurt van deze winter voor mij geworden. Ik heb voor deze gemeente altijd al voorliefde gehad, al ben ik er zelden geweest en al heb ik er maar eenmaal gepreekt. En de band waarmee ik aan dit volk gebonden ben is nog weer zeer versterkt. Het was zo’n goede opkomst voor een avond in de week, en mij dunkt ik kon voelen, dat ik gedragen werd door het medeleven en het gebed der gemeente. Dan vind je de Kerk, zoals je die kent en liefhebt, de strijdende Kerk weliswaar, maar toch ook voor een moment is er het vermoeden van en het uitzicht op de triumferende Kerk hierboven en de betrekking op hen, die zijn voorgegaan. Ik heb dit zelden zo sterk bespeurd als in deze dienst, en ik was er gelukkig mee. Kwam het door dit volk van de zee, dat zijn eigen karakter draagt, stoer en sterk door het oud en hard beroep in de strijd tegen wind en golven, innerlijk verdiept en gelouterd in de levensstrijd, trouw aan hun overtuiging, traditie en geloof? Of door het zingen van de psalmen, dat klonk als het ruisen van veel wateren, machtig en sterk uit honderden monden? Of door de aandachtig geheven gezichten van zo velen, van mannen, gebruind, gehard in weer en wind, van vrouwen in kanten mutsen, ernstig en liefdevol, dragend de sporen van het leed, dat hun zieleleven louterde? Van dat alles was er zeker iets bij. En toch moet het altijd weer als een verrassing en genade gegeven worden, als je er oog en hart voor hebben mag en er tegelijkertijd niet bij blijft stilstaan, maar erdoor opgeleid wordt tot een andere werkelijkheid dan van de zichtbare Kerk alleen.
Ik heb dit alles diep mogen ondergaan die avond, en het heeft mij zeer veel gedaan. Je weet dan weer, dat de Kerk er is en dat ze leeft en dat je haar liefhebt. Het heft je op en tilt je uit voor een ogenblik boven de gang van het leven van elke dag en alles krijgt weer zin en doel. Nog zingen de psalmen van die avond voort. (…)
Na afloop hebben wij een ogenblik gestaan op de duinen en het zeestrand en geluisterd naar het geruis van de wind en de golven in de nacht. (…) In het huis van de weduwe van mijn vriend Maarten Kuit aan de Katwijkse Boulevard hebben wij deze avond beëindigd. Zelf is hij twee jaar geleden onverwacht afgereisd vanuit zijn aardse woning, van waaruit hij uitzag over de zee, en toegevoegd aan het grote koor van zangers aan de glazen zee hierboven voor de troon Gods en des Lams. Zijn vrouw is achtergebleven, eenzaam en vol zorgen. Maar de kinderen omringen haar nog en komen trouw hun opwachting maken bij hun moeder, ook de zonen, weerkerend van de zee na elke lange en toch altijd gevaarlijke reis.
Het was bijna middernacht toen wij terugreden, en ver na middernacht voor wij de Veluwe weervonden, vol van indrukken aan een avond, die wij wel niet vergeten zullen.
En de volgende avond Gortel. De tegenstelling met Katwijk was bijna volkomen. De zee en de Veluwe. De grote gemeente, en de kleine, verscholen buurtschap. Het stoere en ronde zeevolk, en het stille, bedroefde volk van de Veluwe. Maar beiden zijn ze ons dierbaar. En ik weet niet waarvoor ik een groter eerbied draag, voor de hoge gestalten der vissers, de koningen der zee, of voor het krom gewerkte volk van kleine boeren en houthakkers, ons eigen volk. Hoe het ook zij, bij beiden leeft toch hetzelfde leven, merkbaar en onmiskenbaar, vooral in deze winteravonddiensten onder het levende Woord des Heeren, en overal vinden wij een volk waarin vervuld wordt: ‘Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk, die zullen op de Naam des Heeren hopen’.
- J.T. Doornenbal in de Veluwse Kerkbode van 28 oktober 1961, herdrukt in de Veluwse Kerkbode (vrijdag 18 maart 2022), p. 33.
Vanuit pastorie Zeezicht. Ruim zestig jaar nadat bovenstaand stukje van dominee Doornenbal in de Veluwse Kerkbode verscheen, kon ik een paar weken geleden toch nog een beetje met hem meevoelen. ’s Ochtends mogen preken in onze eigen Nieuwe Kerk, toch veruit het grootste hervormde kerkgebouw van Nederland. Een indrukwekkend massale dienst, waarin we onder de stuwende zware tonen van het Van den Heuvel-orgel het ‘Dat ’s Heeren zegen op u daal’’ over de juist bevestigde ambtsdragers hebben laten golven en bruisen. En ’s middags gepreekt in het allerkleinste hervormde kerkje van het land dat ik ken: de hervormde kerk op het Noordeinde, een buurtschapje iets ten noorden van Oosterwolde, de Veluwse plaats waar ik opgegroeid ben. U moet er maar eens een foto van opzoeken, idyllischer krijg je het niet. Je wordt er in het voorhuis ontvangen aan de keukentafel, en het consistoriegebed wordt uitgesproken in de woonkamer die op zondag even dienstdoet als consistoriekamer. In de kleine kerkzaal in het achterhuis is er plaats voor een kansel, een orgel – en misschien vijftig, zestig kerkgangers.
In deze geestelijk schrale tijden is het vertroostend en bemoedigend om met eigen ogen te mogen zien dat de Heere volk heeft wonen in Katwijk én op het Noordeinde. Wat dat betreft is er in zestig jaar niets veranderd en zal er de komende zestig jaar ook niets veranderen. Hij kent de Zijnen en Hij heeft ze lief, waar ze ook wonen. En Hij voedt en onderhoudt ze door Zijn Woord.
Andere meditaties
Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad.
©2024 Hervormde Gemeente Katwijk aan Zee
Disclaimer Colofon Privacy & cookies
Webontwikkeling: 2nd Chapter