Vreemde praat
‘Uw spraak maakt u openbaar.’ (Mattheüs 26:73)
Bekakte praat
Toen ik een paar maanden geleden met één van onze jongens naar het ziekenhuis moest voor gehooronderzoeken en we in de wachtkamer zaten (hij met een Donald Duck in handen, ik met een bak slappe automatenkoffie), hoorde ik achter ons een vrouw praten. Ik kon meteen horen dat ze uit Katwijk kwam. Het is moeilijk onder woorden te brengen hoe je dat precies horen kunt. Het zit hem in kleine dingetjes.
- De exotische klank van de Katwijkse ‘w’.
- Het afkorten van woorden en zinnen (je zegt niet ‘welterusten’, maar ‘terùùùs’, en ‘dènk’ in plaats van ‘denk ik’).
- Je zegt ‘alles goed’ in plaats van ‘prima’, en ‘het graf’ in plaats van ‘de begraafplaats’.
- Een haring is een hèring en een knuffel is een koekel.
- En hoe Katwijkse dames elkaar op straat groeten is ook wat bijzonders: ‘Hoooooi!’ - met een golfje erin.
Als nieuw binnengekomen Katwijker valt je dat natuurlijk meteen op. Toch vond de mevrouw in de wachtkamer het wel een beetje confronterend dat ik aan haar manier van praten horen kon dat ze van Katwijk kwam…
Nu dacht ik van mijzelf dat ik ‘gewoon’ Nederlands sprak. De catechisanten van de jongste groep bleken het er echter roerend over eens dat ik ‘bekakt’ praat. En dat vond ík dan weer een beetje confronterend. Want ik kom van een Veluws boer’ndorrep en niet uit Wassenaar of Bloemendaal…
Provinciale praat
Simon Petrus kan er ook weinig aan doen. Hij zal zijn best hebben gedaan om ‘netjes’ te spreken in de grote stad Jeruzalem. Maar als hij zich staat te warmen aan het nachtelijk vuur en hem gevraagd wordt of hij niet ook bij die Jezus van Nazareth hoort en dat in alle toonaarden ontkent, is het toch zijn manier van spreken die hem verraadt.
Ik las ergens dat het boerse Aramese dialect van de provinciale Galileërs voor veel vrolijkheid zorgde in het ‘ontwikkelde’ Jeruzalem. Er bestaat een anekdote over een man die op een markt in Jeruzalem iets probeert te kopen wat klinkt als ‘amar’. Maar de marktkooplui beginnen de spot met hem te drijven en vragen hem wat hij nu precies bedoelt: (1) een ezel waarop hij rijden kan (hamâr), (2) een glas wijn (hamar), (3) een gewaad (‘amar), of (4) een offerlam (immar)?
Zo werd Petrus dus ook herkend aan zijn spraak. Al deed hij er alles aan om onopgemerkt te blijven.
Belijdende praat
Bent u er eigenlijk wel eens op betrapt dat u bij Jezus hoort? Het schijnt dat je een christen zou moeten kunnen herkennen aan zijn praat, daad en gewaad. Dus: aan wat hij wel en niet zegt, aan wat hij wel en niet doet, en aan de kleding die hij draagt. Sommigen voegen aan dat rijtje ook nog het ‘gelaat’ toe (vgl. Mattheüs 6:16-18).
Let wel: dat ánders-zijn is niet iets wat een christen nastreeft als een doel op zich. Het is een onvermijdelijk gevolg van het volgen van Jezus. Het omknopen van de allerzwartste das die er te krijgen is, maakt je aan de binnenkant nog niet gereformeerd. Je kunt keurig op je woorden letten en leven zonder aanstoot te geven, maar daarmee ben je nog niet bekeerd. Wie van de buitenkant naar de binnenkant redeneert, redeneert de verkeerde kant op!
Maar dat christenen tot een ánder volk behoren en een ánder vaderland hebben: dat klopt wel degelijk. Dat zit erin – en dat komt er gelukkig ook een keer uit. Zo zijn Jezus’ volgelingen in deze wereld als lichtjes in de duisternis. Laten we dus maar niet te gretig met de wereld meepraten en meedoen. Opdat onze spraak iets zou openbaren. Niet onszelf natuurlijk. Maar de Bron van het licht waaruit wij leven mogen: Christus Jezus, het Licht der wereld.
ds G. van Zanden
Andere meditaties
Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad.
©2024 Hervormde Gemeente Katwijk aan Zee
Disclaimer Colofon Privacy & cookies
Webontwikkeling: 2nd Chapter